Ethische digitalisering

Met de komst van het internet creëerden we een globale nutsvoorziening voor het grootschalig delen van digitale informatie. Vergelijk het met de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450, toen voor het eerst papieren informatie grootschalig kon worden gedeeld. De boekdrukkunst deed er honderden jaren over om volwassen te worden, het internet werd in enkele decennia voor het merendeel van de wereld een basisvoorziening waar we niet meer buiten kunnen. Wifi en internet worden soms gekscherend onze eerste levensbehoeften genoemd.

Zoals elke nieuwe techniek die onze maatschappij binnenkomt, geldt dat het ten goede en ten slechte kan worden gebruikt. Denk eens aan een mes: een voor velen nuttig instrument en we hebben chirurgen zelfs het recht gegeven hiermee in mensen te snijden om hen beter te maken. Maar voor een ieder ander is dat juist weer ten strengste verboden. Bij elke nieuwe techniek moeten we als maatschappij dus duiden hoe we die ethisch willen toepassen: wat willen we beslist wel en wat beslist niet. Dat geldt dus ook voor internet en de digitalisering van de samenleving.

Digitalisering
Het kostte ons een internetbubbel, een financiële crisis en business shake-out voordat digitalisering kon doorbreken. Denk aan het mooie boek uit 2010 van Peter Hinssen ‘The New Normal’ toen digitaal echt de nieuwe normaal voor onze samenleving werd.

Deze normaal heeft zijn uitwerking op alle onderdelen van onze maatschappij en het is terecht dat onze volksvertegenwoordiging de vraag stelt wat we als Nederlandse maatschappij met verdere digitalisering willen en hoe dit onze samenleving mag veranderen* .

Rathenau Instituut
Eind jaren zeventig werd maatschappelijk onderzoek gedaan naar de toen verwachtte grote maatschappelijke gevolgen van de opkomst van de micro-elektronica. Deze studie stond onder leiding van hoogleraar Gerhart Rathenau die bij het Nat Lab van Philips werkte en die ik in die tijd tijdens onze STT studies over micro-elektronica diverse keren heb mogen ontmoeten. Een zeer gedreven man.

Na dit brede onderzoek werd in 1986 de Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek (NOTA) opgericht, in 1994 omgedoopt tot het Rathenau Instituut. Het is een organisatie die zich bezighoudt met vraagstukken op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving en die politiek, beleid en samenleving daarover informeert.

Het Rathenau Instituut vulde de adviesaanvraag van de Eerste Kamer uit 2014 begin dit jaar in met het rapport ‘Opwaarderen: borgen van publieke waarden in de samenleving’. De studie toont hoe vergaande digitalisering van de samenleving fundamentele vragen en discussies oproept. Het rapport toont ook dat overheid, toezichthouders, bedrijfsleven en samenleving (nog) niet voldoende zijn toegerust om met deze nieuwe vragen om te gaan. Belangrijke publieke waarden en mensenrechten als privacy, gelijke behandeling, autonomie en menselijke waardigheid staan hierdoor onder druk.

Sociaal Economische Raad
Na de komst van dit Rathenau-rapport heeft de SER een verkenning gedaan en een werkagenda opgesteld onder de titel ‘Mens en technologie: samen aan het werk. Het brengt de gevolgen van de transitie naar een digitale economie voor zowel arbeidsmarkt, organisatie van werk en arbeidsverhoudingen in kaart. Hieruit moet uiteindelijk het beeld ontstaan welke kansen digitalisering de Nederlandse samenleving biedt.

De SER is in 1950 ingesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van ondernemers en werknemers en benoemde kroonleden. Het is een onafhankelijk orgaan dat door het gezamenlijke Nederlandse bedrijfsleven wordt gefinancierd. Nu we aan de vooravond van de vierde industriële revolutie staan, is een visie op en een actieplan voor de digitale transformatie van de Nederlandse economie en arbeidsmarkt zeker op zijn plaats.

Een verantwoorde digitale omgeving
Afgelopen week was ik uitgenodigd op de eerste werkconferentie die de SER organiseerde om tot een gedetailleerder actieplan te komen: ‘van kwesties naar acties’. Ruim honderd vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, academische wereld en bedrijfsleven en vanuit de overheid en vele instituties. Een werkconferentie om de komende maanden invulling te geven aan de ethische kant van de digitalisering van de samenleving.

We hebben nieuwe techniek met nieuwe mogelijkheden en dat vraagt om nieuwe spelregels en principes. We kunnen met gerichte digitalisering innovatie en onze economie stimuleren, maar dat vraagt wel adequate digitale vaardigheden van onze maatschappij. Ook werkgever-werknemer-relaties veranderen en vervagen. We worden allemaal ‘prosumers’, zowel producent als consument in een mondiale digitale wereld. Met veel grotere ecosystemen, minder hiërarchie en minder vaste relaties en contracten.

Digitale economie
De digitale economie heeft invloed op de werkgelegenheid, net zoals dat gebeurde met de mechanisering van de landbouw in de jaren twintig en de automatisering van de fabriek in de jaren zeventig. Bestaande instituties krijgen met andere rollen van werkgevers en werknemers te maken. Er ontstaat een andere, flexibelere en mobielere arbeidsmarkt. De ouder wordende mens zal langer blijven leren en werken, hetgeen impact heeft op ons pensioenstelsel dat nog sterk op de traditionele werkgever/werknemer relatie is gebaseerd.

Zoals bij elke innovatiegolf zal arbeid veranderen; sommige beroepen minimaliseren en nieuwe beroepen ontstaan. Per saldo zullen we door de verdergaande automatisering steeds minder uren hoeven te werken om onze economie in stand te houden. Maar we kunnen in een gedigitaliseerde wereld zonder veel problemen wel tot steeds latere leeftijd (blijven) leren en werken. Zie mijn eerdere blogs hierover zoals de komst van het ‘basisloon’ en ‘de omgekeerde industriële revolutie’.

Duurzame groei
Als Nederland moeten we – in Europees perspectief – onze eigen maatschappelijke en ethische normen stellen als basis voor hoe wij digitalisering laten plaatsvinden in onze samenleving. Natuurlijk heeft dat impact op onze concurrentiepositie, natuurlijk heeft dat impact op hoe duurzaam we onze economie kunnen (laten) ontwikkelen en natuurlijk heeft dat impact op hoe wij met privacy willen en moeten omgaan.

En elke beslissing heeft impact op de positie van Nederland in de wereld, op onze arbeidsmarkt en onze toekomstige zekerheden. Helaas kunnen we niet achteruit in de tijd en de toekomst voorspellen kan niemand. Gelukkig kunnen we hem wel verkennen en op basis daarvan gezamenlijk gedragen actieplannen maken. Dat is de werkagenda die de SER de komende maanden concreet wil maken. Een mooi initiatief.

*De op 23 september 2014 in de Eerste Kamer breed aangenomen motie Gerkens verwoordde dit in een verzoek “ . . het Rathenau Instituut te vragen een onderzoek te (laten) doen naar de wenselijkheid van een commissie die kan adviseren over de ethische kant van de digitalisering van de samenleving.”

 

Deze blog verscheen eerder op www.datacentered.nl op 12 december 2017