De drukpers en onze informatiemaatschappij

Afgelopen week herlas ik een artikel van RAND organisatie uit 1998 waarin werd beschreven hoe de uitvinding en ontwikkeling van de drukpers in 1450 een model kan zijn om de toekomst van de ontwikkeling van onze informatiemaatschappij te verkennen. De uitvinding van de boekdrukkunst maakte het mogelijk dat eenmaal geschreven documenten niet hoefden te worden overgeschreven om een kopie te creëren, maar dat exact dezelfde kopie vele malen kon worden gedrukt. Deze verandering was belangrijk, omdat normaal bij het overschrijven van bestaande documenten, de auteur de mogelijkheid had om die ‘kopie’ net iets anders te schrijven. En onwelvalligheden er uit te laten en/of aan te passen. 

Omdat het kopiëren van boeken in principe alleen maar werd gedaan in kloosters – het bekende monnikenwerk – en onder gezag van de kerk stond, was de ‘kopieer-business’ in handen van de kerk. Dus toen in 1450 de drukpers kwam, was dat eigenlijk het begin van het verval van de macht van de kerk op beschikbare documenten. Door de drukpers konden naast de machtige rooms-katholieke kerk opeens afscheidingen ontstaan die – niet corrigeerbaar door de kerk – hun eigen boeken in veelvoud konden verspreiden: de reformatie. Natuurlijk was deze ontwikkeling pas achteraf zichtbaar en werd de drukpers in eerste instantie niet gezien als een ‘gevaar’ voor de macht van de kerk. Maar de drukpers was de industrialisatie van boekproductie en het vrije woord.

Van 1:1 naar 1 op velen

De communicatie veranderde door de drukpers van één op één naar één naar velen. In feite waren de uitvindingen van krant, radio en televisie daarna ‘verbeteringen’ van de statische boekdrukkunst naar de frequente en dynamische één naar velen communicatie. Als we terugkijken zien we dat dictaturen altijd de pers – de verspreiding van één naar velen – onder controle willen hebben. Immers dan heeft men grip op wat openlijk wordt gecommuniceerd. Had in eerste instantie de Rooms-katholieke kerk dat monopolie op de open communicatie, na de drukpers met krant, radio en televisie daar achter aan, werden de natie-staten met hun staatscourant en publieke omroepen dominant in de open berichtgeving in het land. 

Het internet levert in onze informatiemaatschappij een nieuwe netwerkvariant. Burgers kunnen via grid gebaseerde netwerken één op één met elkaar te communiceren. De explosie van het internet in de jaren negentig was er één van vrijheid en ongebondenheid. Er waren geen regels of wetten die deze nieuwe één op één communicatie beperkten of beïnvloedden. Maar de afgelopen twintig jaar hebben we twee belangrijke ontwikkelingen gezien. Ten eerste kwam er vanuit markt een enorme monopolisering van het internet op gang. Grote bedrijven werden groter en zelfs dominant in onze informatiewereld. Deze bedrijven legden in eerste instantie geen beperkingen op aan de individuele communicatie, immers dat was het verdien- en dus groeimodel. Dus kon het vrije internet tot ongeveer 2010 bijna overal ter wereld onbeperkt groeien tot grote knooppunten die echter ook makkelijker controleerbaar waren.  

Weer terug naar één op één, maar nu onbespied

Daardoor zagen de natiestaten dat er via die grote knooppunten mogelijkheden waren om als overheid dat verkeer te controleren. Overheden ontplooiden initiatieven om zichzelf ook een rol te geven in die controle. Met goede argumenten trouwens, immers voor de staatsveiligheid was deze toegang tot het communicatieverkeer noodzakelijk. Maar intussen zien we dat natiestaten overal ter wereld langzaam maar zeker meer ‘bezit’ willen krijgen over dat in hun ogen ‘veel te vrije’ internet. Dat kan ook omdat het internet nog niet compleet is. Er zijn voor een echt vrij internet namelijk nog enkele technische aanvullingen nodig. 

Allereerst moet men weer teruggaan naar de oude internet gedachte en niet via enkele hele grote providers communiceren. Terug naar vroeger en via vele gekoppelde kleine nodes doorschakelen naar persoon of organisatie die men wil bereiken. Een uitgebreid grid van servers die op miljoenen knooppunten peer-to-peer communicatie mogelijk maakt. Daarmee vervallen de grote knooppunten die zo makkelijk te controleren en dus te reguleren zijn. Maar dat vraagt een enorme groei van zo’n grid met kleine zelfstandige servers om aan de vraag te kunnen voldoen. Gelukkig zien we initiatieven die op een hele sustainable manier deze decentrale maar daardoor ook kleinschalige grids aan het invullen zijn. 

Veilig en geautoriseerd

Als verdere compleetheid, moet de communicatie ook veilig, niet beïnvloedbaar en per bericht betaalbaar te zijn. Hier zien we dat blockchain mogelijkheden biedt om die communicatie zonder tussenkomst van derden te organiseren. Als de tussenpersoon uit de communicatie-verbinding verdwijnt, wordt het lastig, zo niet onmogelijk om die communicatie te vinden, te zien en – last but not least – te beïnvloeden. Dat geldt niet alleen voor de communicatie maar natuurlijk ook voor het betalen van de dienst. Blockchain in eerste instantie voor crypto-munten als bitcoin gebruikt, maar de toepassing van blockchain reikt vele malen verder. Het stelt ons in staat peer-to-peer via wisselende nodes in een groot grid te communiceren en boodschappen en betalingen uit te wisselen en te betalen met micro-betalingen. 

Blockchain maakt het internet compleet voor een innovatie zoals de boekdrukkunst dat in 1450 was. Zoals aan het einde van de middeleeuwen de drukpers ook het einde van de macht van de rooms-katholieke kerk inluidde, zo zal internet, verrijkt met blockchain in een wereld van uitgebreid kleinschalig gridcomputing de macht van natiestaten op de communicatie van hun burgers verminderen. Net als de boekdrukkunst zal dat vele decennia duren, maar de impact ervan is even groot als de drukpers (en krant, radio en televisie) dat ook was. Rest nog een een laatste invulling van de noodzakelijke compleetheid: virtuele authenticatie. 

Digitale identiteiten

In een virtuele wereld zijn digitale identiteiten nodig. Zeker als we via een gedecentraliseerd grid steeds makkelijker virtueel met iedereen om ons heen kunnen communiceren. Op dat moment komt de Metaverse naar voren, een virtuele wereld waar we een digitale tweeling hebben rondlopen die op een veilige en eenduidige wijze is gekoppeld aan onze levende persoon in de fysieke wereld. Een avatar of bot die aantoonbaar onze unieke digitale kopie is en identiteit heeft. Blockchain geeft ons mogelijkheden deze digitale identiteit te garanderen naast de vanzelfsprekende cryptografie en dubbele authenticatie-methoden. Cryptografie alleen zal in de toekomst onvoldoende zijn omdat quantum-computing steeds makkelijker crypte-codes kan breken. Hoewel quantum-computing zelf wellicht weer kan bijdragen aan lastiger encrypte-sleutels. 

Tenslotte moet je data natuurlijk ook veilig en verspreid zijn opgeslagen om te voorkomen dat derden hier makkelijk toegang toe krijgen. Gelukkig ontwikkelen zich op dit storagegebied mooie en veilige oplossingen, ondersteund door wederom blockchain. Als de data van een persoon of organisatie decentraal is opgeslagen en die opslag is vastgelegd met de blockchain techniek, is het onmogelijk om al die verspreide data te vinden en ook nog eens correct samen te voegen. Als we daarnaast met NFT’s (non-fungable tokens) het eigenaarschap van die stukjes data vastleggen, is zelfs gestolen of gekopieerde data terug te leiden naar de oorspronkelijke eigenaar. 

Kortom, er is techniek voorhanden om de nieuwe informatie maatschappij en economie op een revolutionair nieuwe wijze in te richten. Afgelopen maand heeft Tomas Pueyo over dit onderwerp ook nog een intrigerend verhaal gepubliceerd. We leven in serieus opwindende tijden  . . .

Photo by Olivier Giboulot on Unsplash