Digitale dementie
In de jaren tachtig begon mijn persoonlijke digitale bestaan. Zakelijk was digitalisering al gaande met email en de eerste digitale persoonlijke files ontstonden op het mainframe of de Wang wordprocessor. Eind jaren tachtig een Apple werkstation en een ‘portable’ Compaq die je als flinke naaimachine mee naar huis kon nemen. Vervolgens de PC met PS2 en MS-DOS. WordPerfect als wordprocessor en Lotus 1-2-3 als eerste spreadsheet applicatie. Data opgeslagen op centrale systemen, cassettebandjes en later floppy disks. Mijn eerste files die ik nog in mijn bezit heb, stammen uit die begin jaren negentig. Enkele stapels floppydisks die gelukkig – toen als back up – nog leesbaar op CD’s zijn gebrand. Bestanden met datagroottes van tientallen tot honderden kilobytes. Het begin van mijn persoonlijke digitale historie.
Jaren negentig
Begin jaren negentig kwam de eigen PC in huis, via een PC-privé project waar je ‘snipperdagen’ kon inruilen om die aanschaf te bekostigen. De tijden van World Online en Netscape. Met een persoonlijk email adres van HetNet van toen nog PTT Telecom. Een globaal hotmail adres van Microsoft, passend bij je eerste persoonlijke Microsoft Office met Word en Excel. Windows 95 als de revolutie waarmee je privé kon linken met het zakelijke Windows NT. Zakelijk en privé gingen langzaam parallel lopen en bestanden werden makkelijker uitwisselbaar.
In 1995 kreeg ik een eerste laptop: de IBM Thinkpad met Windows 95. Een mobiele telefoon van PTT Greenpoint, ook wel een Kermit genoemd. Enkele jaren later gevolgd door de Nokia 3310, waar ik nog steeds nostalgisch een exemplaar van bewaard heb. Eigenlijk werd in die jaren negentig voor de toen moderne mobiele medewerker de combinatie van lease-auto, laptop en mobiele telefoon de persoonlijke standaard uitrusting (PSU). De afgelopen dertig jaar is daar – behalve een enorme innovatie – weinig meer aan veranderd.
Spoor van data
Sinds die tijd heb ik een spoor van digitale data achter mij gelaten. In mijn archief zijn de jaren negentig het begin van mijn digitale leven. Mede dankzij het consequent back-uppen van bestanden op CD’s, is veel van die oude data nog leesbaar en inzichtelijk gebleven. Vaak niet meer dan een aardige herinnering, want de formele wereld van overheid en bedrijven was nog gebaseerd op papieren contracten en communicatie. En werd thuis opgeborgen in ordners en mappen. Die hele oude digitale data is niet meer dan een promille van al mijn intussen gecreëerde digitale informatie. Met foto’s van 100 kB, soms 500kB en een enkele van 1 MB. Overzichtelijk gebrand op CD’s van 700 MB en via een oude CD-speler nog steeds leesbaar.
Vanaf 2000 ging mijn digitale spoor groeien. Ik weet niet hoeveel digitale data ik in mijn leven heb gegenereerd. Internet-opslag hielp mee makkelijker meer data te maken, te bewaren en als persoonlijk archief op te bouwen. Met als consequentie dat het niet meer allemaal eenvoudig was op te slaan met die oude CD’s. Data kwam op verspreidde platformen te staan, bij verschillende providers. Nieuwe diensten kwamen en gingen. Je data ging op die manier vaak ook onvoorzien verloren. E-mail bleef lange tijd de makkelijkste bron van archivering door files aan jezelf te sturen. Met de komst van sociale media en de cloud is overzichtelijk beheer van je eigen digitale informatie op zijn minst een uitdaging geworden.
Gaten in het geheugen
Als ik soms zoek naar die oude data, dan moet ik constateren dat veel van die eerste digitale informatie tussen wal en schip is gevallen. Van al mijn bewaarde en terugvindbare digitale data is wellicht 1% essentieel en waardevol, is 10% leuk en interessant om nog eens te zien en te lezen maar de rest is te groot om te schonen en kan gelukkig eenvoudig en goedkoop worden bewaard. Ik heb nog een papieren archief dat zeker tot 2015 een belangrijk deel bevat van mijn persoonlijke data en informatie. Natuurlijk was veel brondata al digitaal, maar formele data kwam uiteindelijk op papier en is op die wijze goed archiveerbaar. Sinds 2015 kwam veel data nog alleen in digitale vorm beschikbaar. Als ik die data nu zou kwijtraken, zou dat een een serieus gemis zijn.
Veel digitale ervaringen uit het verleden zijn ook verdampt. Ik heb nog tekstfiles van conversaties en screenshots uit het oude Second Life in 2006. Maar die drie vier jaar van aanwezigheid in die eerste metaverse is digitaal niet meer terug te halen. Mijn account op Second Life is nog actief en af en toe kom ik er nog eens langs, maar de bekenden uit die begintijd zijn op een enkeling na verdwenen. Dat geldt ook voor oude game-omgevingen. Digitale werelden verdampen snel. Dat is natuurlijk niet anders dan in de fysieke wereld, maar daar heb je nog vaak wat tastbaarder herinneringen aan. Digitaal is kortstondig en vluchtig.
De nieuwe metaverse
We staan op een keerpunt in onze voortschrijdende digitalisering. De digitale transformatie maakt dat essentiële data alleen nog digitaal bestaat. Mijn online medisch dossier is geen papieren kaartenbak of hangmap meer. Dit dossier kan ik vanuit mijn PGO ophalen, zelf opslaan, delen met derden, maar is zeker niet compleet wat betreft mijn historie. Er zitten gaten in mijn persoonlijke administratie van medische gebeurtenissen die ooit plaatsvonden. De vraag is of die data zelfs fysiek nog terugvindbaar is. In ons digitale geheugen zitten nu al gaten die we wellicht nooit meer kunnen vullen. Beginnende digitale dementie.
Met de nieuwe ontwikkelingen van de metaverse zullen we nog meer en nog belangrijker ervaringen in de virtuele wereld gaan beleven. Gebeurtenissen en belevenissen die – omdat ze digitaal zijn – perfect zouden kunnen worden opgeslagen. Maar als data vaak te groot en te onhandelbaar zijn om dat zelf effectief te kunnen opslaan. Met de belangrijke vraag: waar laat ik dan die data? Hoe kan ik mijn persoonlijke digitale archief opbouwen dat mijn leven lang mee kan gaan? Dat niet als dienst of bedrijf ‘opeens’ failliet kan gaan. Een omgeving die toestaat om al mijn data terug te halen en te gebruiken. Waarin ik efficiënt kan zoeken en een logische opbouw en indeling kan aanbrengen. Kortom, hoe gaan we onze persoonlijke digitale data voor de toekomst organiseren en ongewenste digitale dementie voorkomen?
Een eigen digitaal archief
Mensen uit de informatiewereld hebben vanuit hun vak altijd wel hun digitale documenten op orde gehouden en logisch opgeslagen. Sommigen beter dan de ander, maar goed genoeg om niet ‘digitaal dement’ te zijn en bijna overal ‘nog wel een actieve herinnering’ te hebben hoe en waar het is bewaard :-). Maar we maken elk twee jaar meer informatie aan, dan alle informatie daarvoor. Dus we hebben nogal wat voor de boeg om voor ons zelf te organiseren. Met de vraag: waar en door wie willen we die data bewaard en beheerd hebben? Waar staat mijn essentiële data, waar de minder essentiële en tenslotte al die data die niet direct weg kan of hoeft, maar op termijn weinig waarde meer zal hebben. Niet elke email of elk digitaal bestand is immers belangrijk genoeg om eeuwig te bewaren. Data vernietigen is ook datamanagement.
De metaverse vraagt nieuw data-management. Hoe classificeer je zo snel mogelijk of en hoe ontvangen data moet worden bewaard? Welk soort archivering en back-up is essentieel? Hoe wordt die data via metadata terugvindbaar en doorzoekbaar? Kan de metaverse ons helpen met die classificatie; en vervolgens met veilige opslag? Allemaal uitdagingen om toekomstige dementie te voorkomen. Of oneigenlijk verlies, diefstal of zelfs identiteitsfraude. Uitdagingen in een wereld waar commercie én overheid nog té graag al uw persoonlijke data willen inzien en hebben. In de nieuwe metaverse moeten we tevens die ongewenste datahonger van anderen definitief proberen te stoppen. Daarom moeten we die metaverse decentraal en in eigen beheer opbouwen. Dat is waar DigiCorp Labs een essentiële bijdrage wil leveren.
Photo by Astrid Schaffner on Unsplash