Zero-sum economie

We zijn in een ‘zero-sum’ economie terechtgekomen. Hoe eerder we deze realiteit accepteren, des te beter we kunnen werken aan de toekomst. Een nulsom is een situatie, vaak aangehaald in de speltheorie, waarin de winst van de ene persoon gelijk is aan het verlies van de ander. Waarbij de netto verandering in rijkdom of voordeel nul is. Een nulsomspel kan twee of meer deelnemers hebben, de gezamenlijke winst of verlies blijft nul. Voor elke partij die wint is er een tegenpartij die verliest. In een leuk artikel legt hoogleraar IMD Arturo Bris uit dat hoewel landen en bedrijven altijd willen blijven groeien, dat proces wereldwijd intussen stokt. Er is wellicht wereldwijd zelfs meer krimp dan groei.

Productiviteit op niveau 1977

Wie worden de winnaars en verliezers in de toekomst? Arturo stelt dat er drie dingen tegelijk van belang zijn: inflatie, technische innovatie en geopolitieke fragmentatie. Je hebt inflatie of een recessie. Je kunt inflatie beperken en in recessie belanden, of een recessie vermijden en hoge inflatie accepteren. Beide situaties zien we momenteel in de wereld: vraaggestuurd zoals in de VS of aanbodgestuurd zoals in Europa of Zuid-Oost Azië. De VS heeft vooralsnog een recessie vermeden, in Europa verspreidt deze zich vanuit Duitsland steeds breder. 

Arturo geeft aan dat onze productiviteit – crisis na crisis later – intussen is teruggevallen naar het niveau van 1977. Als je productiviteit vertaalt in salarissen en vervolgens in concurrentievermogen en welvaart dan staan we er wereldwijd net zo voor als veertig jaar geleden. Dit is best slecht nieuws: we hebben dus een volle generatie verloren! Onze kleinkinderen erven economisch gezien een wereld die vergelijkbaar is met de wereld die onze grootouders ons nalieten. Onze met inflatie gecorrigeerde salarissen zijn intussen zelfs lager en onze kinderen zijn nu eigenlijk slechter af.

Salarissen stijgen niet

Techniek maakt ons weliswaar productiever en de digitale transformatie gaat voort. Maar op mondiaal niveau hebben we nog steeds te maken met miljarden mensen in laagproductieve en laagbetaalde banen. In Zwitserland, een van de technisch meest geavanceerde economieën, zijn de salarissen – inflatie gecorrigeerd – afgelopen vijftien jaar aanzienlijk gedaald. Dus de bijdrage van techniek is mooi en interessant maar geven ons – door indirecte gevolgen – niet direct meer welvaart. En verergert vaak ook bestaande sociale problemen, waardoor onze economieën als geheel zelfs minder duurzaam en leefbaar worden. 

De verschillen tussen mensen en landen worden tijdens de digitale transformatie groter. De meest productieve sectoren zijn meestal grote bedrijven, maar kleine en middelgrote bedrijven creëren het grootste deel van de werkgelegenheid. Omdat zij hun  productiviteit niet zo snel kunnen verhogen, betalen ze lagere salarissen. De kloof tussen rijk en arm wordt daardoor groter en er ontstaat – zoals Arturo het noemt – ‘hebzuchtflatie’: stijgende bedrijfswinsten door toenemende inflatie die de rest van de maatschappij armer maakt.

Ecologie en protectionisme kost welvaart

Onze leefomgeving verbeteren, is een goed streven, maar is heel kostbaar. We kunnen onze ecologische voetafdruk immers niet verkleinen en allemaal van hetzelfde welvaartsniveau blijven genieten als we gewend waren. Als je leest dat economische groei niet langer stijgende emissies vereist, geloof dat dan echt niet. Duitsland koos voor groei en dat vereiste een groter verbruik van steenkool. Er wordt geschat dat een verbod op alle nieuwe kolen, gas en olie in Australië leidt tot een verlies van 3,6% van de beroepsbevolking van dat land. 

Geopolitiek voedt terugkeer naar protectionisme. Als landen te veel produceren, kunnen ze goederen en diensten aan elkaar verkopen en beiden winnen. Wat we nu zien en komende maanden alleen maar zal toenemen, is terugkeer naar het feit dat elk land voor zichzelf zorgt. Omgekeerde mondialisering waar ik in eerdere blogs al over sprak, zoals het einde van het kapitalisme? Terugkeer naar het protectionisme. Brazilië, India, Singapore, Saoedi-Arabië en Indonesië verhoogden al massaal hun handelsbarrières om hun economieën te beschermen. De oorlog in Oekraïne heeft de wereld op een vreemde manier verdeeld, waarbij landen die niet tot de traditionele blokken behoorden, moesten beslissen wie ze moesten steunen. We hebben bijvoorbeeld Turkije en India handelsovereenkomsten zien sluiten met de VS.

Verliezers en winnaars

Als je naar de huidige lijst ‘meest competitieve landen’ kijkt, dan ziet het er voor de landen aan de top zorgelijk uit. Aan de onderkant ziet het er juist veelbelovend uit. Arturo stelt dat ‘verliezers’ zoals Mexico, Indonesië, Turkije, Nigeria en India aan de winnende hand zijn. Het zijn de landen van de toekomst. Terwijl ‘winnaars’ zoals Groot-Brittannië, Duitsland, Japan en Zwitserland hun beste tijd hebben gehad en worden geconfronteerd met achteruitgang. Het goede nieuws is dat gelukkig veel nieuwe landen in opkomst zijn. Afrika heeft zijn tijd. Nigeria bloeit, zowel qua bedrijfsontwikkeling als qua mensen. Het zal interessant zijn om te zien hoe de ranglijst er over vijf of tien jaar uitziet.

Het IMF-rapportTrade disrupted’ (juni 2023) stelt dat globalisering niet zal verdwijnen, maar dat de kwetsbaarheid daarvan enorm wordt onderschat. De kwetsbaarheid van het globale handelssysteem wordt met de dag duidelijker. Steeds meer beleidsmakers zien mondialisering als bedreiging voor binnenlandse industrie en nationale veiligheid. Zelfs landen die ooit voorstander waren van vrijhandel richten zich naar binnen om zich van rivalen te isoleren en strategische bevoorrading veilig te stellen, van computerchips tot zeldzame aardmetalen. Uit de geschiedenis blijkt dat protectionisme de wereld minder veerkrachtig en meer conflict-gevoelig maakt. En dat is precies wat er nu gebeurt. 

Stilstand is achteruitgang

Het IMF stelt weliswaar ferm dat ‘stilstaan achteruitgang betekent en we ons dat niet kunnen veroorloven’ maar heeft geen echte oplossingen om het groeiende protectionisme te stoppen. Eén ding is echter zeker, de tijd van hyperglobalisering die rond 1990 ontstond, is definitief voorbij. De economische crisis in 2008 was de eerste hapering, maar de corona crisis heeft de globalisering definitief tot stilstand gebracht. En zoals Arturo al stelde, moeten we kiezen tussen inflatie of recessie. Grotere handelsbarrières leiden tot hogere prijzen en betekenen lagere reële lonen. Geo-economische fragmentatie leidt tot meer handel tussen bevriende landen met economieën met hoge inkomens. Arme landen krijgen zo lastiger toegang tot buitenlandse markten, zonder duidelijk pad voor groei, armoedebestrijding en ontwikkeling.

Maar koude én vooral hete oorlogen leiden tot dramatische verschuivingen van internationale handel, zoals we al zien bij de Oekraïne-oorlog. Na WWII zijn we veel globaler geworden, dus zal die verschuiving grotere gevolgen hebben dan ooit. Het boek ‘The Fourth Turning’ uit 1997 van Howe en Strauss (zie deze blog) laat zien dat de huidige globale economische winter beslist niet onverwacht komt. Met alle winterse ongemakken en koude van dien. De vorige economische lente begon in 1945 en nu, 80 jaar later, dient zich een nieuwe lente aan, zodra de winter is uitgeraasd.

Maar ‘de shit van vandaag is mest voor de toekomst’. Oorlogen zijn belangrijke bronnen voor innovatie; kijk naar de drone-ontwikkelingen in Oekraïne. Uitvindingen gedaan in de voorspoedige jaren negentig worden, zoals Kondratieff al uitlegde, zo’n 25 jaar later omgezet in nieuwe innovaties. Helaas vaak in tijden van pandemie, recessie en oorlog. Het is de afgelopen eeuwen nooit anders gegaan. Elke vierde wending vervangt de oude orde, vernietigt politiek en economisch vertrouwen en legt de basis voor een nieuwe lente. Een lente waarbij de megatrends – die al eerder zichtbaar waren – de nieuwe baanbrekende technieken worden. 

Photo by cottonbro studio