De toekomst is open source

Data wordt digitaal genoemd als het slechts een aantal discrete waarden kan aannemen. Het woord digitaal is immers afgeleid van ‘digitus’, wat ‘vinger’ betekent en refereert aan het tellen op de vingers. In onze informatiewereld tellen we echter niet op onze vingers, maar met behulp van het binaire stelsel, dat wil zeggen: met nullen en enen, omdat onze elektronica daar zo goed mee uit de voeten kan.

Lichtvoetig programmeren
In 1946 ontstond al de eerste hogere programmeertaal, waar met functies kon worden geprogrammeerd, die uiteindelijk weer naar de gewenste nullen en enen werden vertaald. Programmeertalen zijn net als gewone talen: er zijn er intussen duizenden en de populaire ontwikkelen zich nog elke dag. Taal leeft en groeit mee met onze behoeften, interesses en beschikbare techniek.

De wereld van programmeertalen is niet voor niets nu weer flink in beweging. Op het gebied van informatietechniek is een derde platform ontstaan – social media, mobiel, apps/analytics en cloud – dat heel nieuwe mogelijkheden biedt. Hierdoor ontstaan totaal nieuwe gebruikersbehoeften die veel creativiteit en innovatie aanwakkeren. Naast de bestaande ‘historische’ programmeertalen, waarmee we grootschalige software-programma’s schreven, zijn er nu lichtvoetiger talen die steeds makkelijker allerhande kleine functies kunnen programmeren.

Kleiner en fijner
Het leuke van die ontwikkeling, is dat het (weer) makkelijker wordt om zelf te gaan programmeren. Het is immers eenvoudiger direct vanuit je eigen proces- of organisatie-verantwoordelijkheden te bepalen welke functionaliteit nodig is om werk sneller of beter uit te voeren. Met behulp van nieuwe programmeertalen die business-functies beschrijven, kan snel een werkend programma (app) gemaakt worden. Deze talen zijn vaak gebaseerd op Open Source, waardoor je eigen programma dus impliciet vrij beschikbaar is. Dat wil zeggen: je mag het delen met wie je maar wilt. Er zijn geen licentie-verplichten naar de ontwerper of het bedrijf van de ontwerper.

Open Source PaaS
De definitie van Open Source werd in 1998 vastgesteld tijdens een bijeenkomst waarbij afspraken voor het gebruikvan deze ‘vrije’ software werden gemaakt. De belangrijkste hiervan zijn dat de licentie niemand mag verbieden de software gratis weg te geven óf te verkopen en dat de broncode met de software meegeleverd moet worden of vrij beschikbaar moet zijn. Deze afspraken vallen in principe onder de bepalingen van de Free Software Definition, ontstaan vanuit een denkwijze die vooral vrijheid definieert voor ontwerpers en gebruikers van dit soort software.

Met de komst van virtualisatie, cloud-standaarden en het denken in services, ontstond ook de wens een PaaS – een Platform als een Service – te ontwikkelen voor Open Source ontwerpers. Een kant en klare ontwikkelomgeving waar een ontwerper direct al zijn talen, gereedschappen en standaardfuncties ter beschikking heeft. Een kant en klare standaard werkplek voor ontwikkelaars. De techniek hiervoor werd ontwikkeld door Derek Collison en in de Ruby en Go ontwikkeltalen gebouwd. Derek was technical director bij Google en trad in 2009 bij VMware in dienst, waar hij als CTO zijn ideeën in het CloudFoundry platform kon verwezenlijken.

CloudFoundry Foundation
CloudFoundry werd al snel een succes, omdat het de mogelijkheid bracht om Open Source op een gestructureerde en onderhoudbare wijze aan ontwikkelaars ter beschikking te stellen. Erg belangrijk voor grote organisaties om zich zeker te stellen van support en bug-fixing als zij open source software voor bedrijfskritische processen willen inzetten.

Toen VMware in 2011 CloudFoundry lanceerde, waren er direct grote multinationals die dit initiatief actief ondersteunden, zoals Verizon, SAP, NTT, SAS, GE en zelfs Chinese giganten als Baidu. De doorbraak van dit onafhankelijke ontwikkelplatform kwam toen een ondersteunende Foundation werd opgericht waarin leden afspraken konden maken over updates en nieuwe versies.

Intussen ondersteunen vele bedrijven CloudFoundry met platinum leden als EMC, HP, IBM, Intel, Pivotal, SAP en VMware. Ook veel serviceproviders als Accenture, Capgemini, Canopy en software-bedrijven als SAP, SAS en Hortonworks zijn intussen actief lid geworden. Sommige leveranciers hebben er zelfs een eigen sausje overheen gegoten, zoals IBM met Bluemix en HP met Helion.

Micro services
Wat betekent deze standaardisatie in de Open Source wereld nu voor organisaties? Eindelijk kan voor deze open software goede ondersteuning geleverd worden, erg belangrijk bij toepassing in bedrijfskritische processen. Daarnaast is het juist voor mobiele toepassingen zeer interessant, want op een mobiel device wil je helemaal niet inloggen op zware bedrijfsapplicaties, maar kleine, relevante apps ter beschikking hebben. Een verpleegster wil aan het bed van een patiënt niet zes schermen van het informatiesysteem doorwandelen om de patiëntgegevens in te zien. Zij wil liever met de camera van haar iPad de barcode van de polsband lezen en direct de gewenste medicatie van die patiënt zien.

Hetzelfde geldt voor de ambtenaar die voor de WMO burgers bezoekt en niet door de logge back office-systeem wil gaan om te toetsen of een burger voor bepaalde diensten in aanmerking komt. Hij wil naam en postcode intoetsen en direct relevante informatie zien. We willen steeds meer micro-services voor specifiek gebruik, maar daarvoor moet wel alle onderliggende data toegankelijk zijn. En helaas ligt die nog vaak opgesloten in de silo’s van de grote achterliggende back-office applicaties.

Open source en open data
Het is dus tijd die data eens open te stellen en beschikbaar te maken voor alle gebruikers die daar recht op hebben. Denken vanuit specifieke eindgebruikers en die toegang geven tot voor hem of haar relevante data. En daar lichtvoetige – open source – apps voor ontwikkelen. Dat schept pas vrijheid, en voorkomt licentie en vendor lock-ins. De tijd van licentievrije software is een flinke stap dichterbij gekomen.

Eerder geplaatst op www.datacentered.nl op 21 juli 2015 door Hans Timmerman

Photo by Tim Mossholder on Unsplash