Zand voor ons laten werken en denken
Digitalisering is intussen ‘gewoon’. Als mens hebben we een unieke begaafdheid ontwikkeld ‘zand voor ons te laten werken en denken’. Met het silicium dat in chips zit, creëren we fysieke platformen vol met digitale data, virtuele processen en intelligente algoritmen. Internet en digitalisering is een eerste levensbehoefte geworden; ook voor onze overheid. We streven steeds verdere digitalisering na die ons ondersteunt in maatschappij, samenleving en industrie. Onze infrastructuren, systemen, processen, applicaties en intelligentie moeten op orde zijn wat betreft de stand van techniek en wetgeving. Om dat te kunnen, moet (ook) onze overheid voldoende digitale vaardigheden bezitten. Niet alleen de specialisten of uitvoerders maar juist (!) onze bestuurders, volksvertegenwoordigers en politici om hiervoor beleid, plannen, ethiek en projecten te kunnen ontwikkelen.
De overheid zijn wij
Burgers hebben een organisatie – een overheid – nodig die dingen doet en uitvoert die wij als individu (privé) of bedrijven (privaat) niet zelf kunnen en dus collectief (publiek) moeten organiseren. Daarvoor wordt belasting geïnd om die processen te kunnen uitvoeren en die diensten te kunnen leveren. De gedachte: ‘de overheid dat zijn wij, is heel belangrijk‘. Waarbij we natuurlijk ook begrijpen dat die overheid naast de gewenste publieke diensten, eigen interne processen en diensten nodig heeft om als organisatie te kunnen functioneren. Waarvan sommige – zoals politie, defensie, veiligheidsdiensten – terecht wat afgeschermd zijn maar in principe niet geheim zijn en democratisch worden gecontroleerd.
De burger heeft vele gedaanten
De burger heeft vele gedaanten: de tevreden, passieve burger, de bezorgde belastingbetaler, de betrokken burger, de participerende burger, de volksvertegenwoordigende burger en nu dus ook de soevereine digitale burger. Elke burger kan elke gedaante aannemen, afhankelijk van situatie, gemoedsrust, (momentele) interesse, wil om iets te weten, wil om iets gedaan te krijgen en zelfs als onderzoekende of argwanende burger. Dus de burger moet bij zijn overheid elke rol kunnen uitvoeren en alle informatie kunnen krijgen, afhankelijk van interesse en (momentane) behoefte. En zowel de digitale als de niet digitale platformen en diensten (brief, telefoon, loket) van de overheid moeten daarvoor geschikt zijn en blijven. Zeker met 2 tot 4 miljoen burgers in ons land die een zwakke taalvaardigheid en meestal ook zwakke digitale vaardigheid hebben.
Basis is democratische legitimatie
Wij als burgers, die de overheid mogelijk maken (verkiezingen) en financieren (belasting), hebben raadsleden, statenleden en kamerleden als vertegenwoordigers in verschillende gremia gekozen. Zij hebben namens ons de democratische legitimatie ons te vertegenwoordigen. Helaas zien we steeds meer ’niet-gekozen’ organisaties ontstaan die niet democratisch gecontroleerd (kunnen) worden. Dat is intussen een serieus probleem. Hoe spreek je hen aan? Zij hebben geen democratische legitimatie en hoeven ook niet te luisteren. Het vervelende is dat we deze niet-gekozen organisaties niet alleen nationaal, maar ook Europees en Globaal zien ontstaan. Niet door de burger te controleren organisaties, maar echter wel vaak met geld van die burger gefinancierd. Dat klopt dus niet.
Ongekozen organisaties moeten open zijn
Als burger hebben wij vaak niet (meer) de macht om invloed op die niet-gekozen organisaties invloed uit te oefenen. Dus ook niet op hun digitale plannen, de uitvoering daarvan en hun eventuele inlichtingenwerk. Eigenlijk zou je die ontwikkeling willen stoppen: geen geheime, niet controleerbare, afgeschermde digitale omgevingen waar de burger ’niet bij’ kan komen. Een bovenliggend bestuur – niet gekozen maar in tweede instantie door bestuurders en politici ‘aangewezen’ – mag dus eigenlijk geen eigen, afgeschermde infrastructuren en processen hebben; alles moet publiek controleerbaar zijn (het functioneert immers met publiek geld). Daar zouden we best eens over mogen nadenken: alles (behalve de logische politie, defensie, veiligheid) dat met publiek geld functioneert, werkt met open data en open source. Direct controleerbaar door het ‘volk’ of indirect door onze volksvertegenwoordigers.
De overheid en dus hun infrastructuren zijn van ons
Alles wat met publiek geld wordt gemaakt, is van de maatschappij en dus (!) van de burger. De burger heeft in principe (mits bevoegd) toegang tot elke publieke infrastructuur en die moet dus ‘by design’ toegankelijk zijn voor elke burger. Elke burger heeft het recht op privacy, net zoals elke overheidsmedewerker, volksvertegenwoordiger of private medewerker die uiteindelijk ook ‘gewoon burger’ is. De publieke infrastructuur heeft een publieke, openbare functie – zie het als de openbare weg – en een link met 17 miljoen privé-omgevingen van burgers achter de voordeur van hun fysieke huis of – zoals intussen voor velen – achter de voordeur van hun digitale huis: de mobiele telefoon.
In ons rechtssysteem mogen we op de openbare weg ‘anoniem’ zijn maar moeten we indien nodig aan het door ons gekozen bevoegd gezag onze identiteit tonen. Achter de voordeur geldt privacy en daar mag de overheid alleen met huiszoekingsbevel binnenkomen. Terwijl we tevens de overheid vaker ook achter die voordeur nodig hebben (zorg, veiligheid, communicatie). Best een digitale uitdaging: hoe laten we de overheid gecontroleerd toe in onze privé-omgeving? Dat geldt dus ook voor onze mobiele telefoon, ons digitale huis: zonder huiszoekingsbevel geen toegang! Zie een eerdere blog hierover: ‘a mans phone is his castle’. Hoe tonen we onze digitale identiteit als dat nodig of gewenst is? En hoe blijven we als soevereine burger eigenaar van die digitale identiteit?
De digitale uitdaging
Ons bestuur en overheid hebben de komende jaren de enorme uitdaging om niet alleen technisch de digitalisering in ons land vernieuwen en vergroten, maar ook de golf aan nieuwe innovaties zoals Web3 met bijbehorende regels en wetgeving – ook uit de EU – op verantwoorde wijze te implementeren. Daarnaast is om uit de dwangbuis van onze legacy ICT te komen, op zijn minste een investering van 10 miljard en vijf jaar doorlooptijd nodig, los van alle nieuwe functies en diensten de komende jaren of al op de planning staan en wellicht nog op ons afkomen.
Die inhaalslag op robuuste wijze uitvoeren, vraagt minimale digitale vaardigheden van onze politici, volksvertegenwoordigers en bestuurders om die uitdaging te kunnen overzien, aan te sturen en -belangrijker – de impact ervan te begrijpen. Dat vraagt ook van onze informateur en de zijnen voldoende bekwaamheid om het IT-dossier ter bespreking ter tafel te leggen. De wereld wordt digitaler en moet veilig, toegankelijk en voor ons allemaal zijn en blijven. Ook voor de digitale wereld heeft onze overheid een belangrijke publieke veiligheidsfunctie om niet alleen burgers te beschermen, maar voldoende verdediging- en handhavingscapaciteit te hebben tegen zowel lokale als internationale digitale bedreigingen.
Photo by Dmitriy Zub