Wil de échte doemdenker opstaan?

Het lijkt of doemdenken de afgelopen tijd in de mode is geraakt. De één wil de ander overtreffen in hoe slecht het met de wereld af gaat lopen. We leven sinds corona in een wereld die er minder vredig en hoopvol uitziet dan daarvoor. Maar we scoren als West-Europa nog steeds hoog als het om gezondheid en welzijn gaat: belangrijke zaken in een mensenleven. Wereldwijd gaat het ook best goed: volgens de World Bank is het aantal arme mensen ook de afgelopen 10 jaar nog flink gedaald. En het aandeel in sociale uitgaven stijgt ook overal. Er wordt zelfs voorspeld dat binnen twee jaar onze fossiele brandstofuitstoot wereldwijd zijn top (inflection point) bereikt. Dan wacht ons toch eigenlijk een heel mooie toekomst . . . ?

Einde van de wereld?

Onze wereld is sinds 600 miljoen jaar bevolkt met wat we dieren noemen, omdat toen het zuurstofgehalte hoog genoeg werd om te ademen. Dat is dus de laatste 15% van de periode dat de aarde bestaat, zo’n 4,5 miljard jaar. Als mens kwamen we pas 300.000 jaar geleden kijken, minder dan honderdsten van een promille van die leeftijd. Dus de aarde kan prima bestaan zonder de mens, dat heeft ze uitputtend bewezen. Maar wat ook zeker is dat de mens niet kan bestaan zonder die aarde. Dus we moeten eerder bang zijn voor het einde van de mens dan de wereld.

Juist aan het voortbestaan van die mensheid kunnen we zelf het meeste doen. Dan praten we niet alleen over gezondheid, welzijn en welvaart. Maar vooral over zuinig zijn op onze leefomgeving, de omgeving waar we ademen, drinken, eten, wonen en leven. En juist op dat gebied doen we het niet zo goed. Het is bekend dat als een mens voldoende verdient om zich geen zorgen te maken dat hij morgen drinken en voedsel heeft, hij aandacht krijgt voor zijn leefomgeving. En juist op dat gebied hebben we met elkaar de afgelopen 50 jaar wereldwijd al best een mooi resultaat gerealiseerd.

Einde van onze leefomgeving?

Maar als we naar de staat van onze leefomgeving kijken, is die de afgelopen eeuwen op veel plaatsen ook verslechterd. De hoeveelheid pure natuur is afgenomen en de hoeveelheid ‘verdichte woonomgeving’ is gigantisch gegroeid. Verdichte woonomgeving als plaats waar miljoenen mensen in een versteende omgeving samen leven, wonen, werken en zich verplaatsten. Woningen die warmte uitstralen en verstening die warmte vasthoudt. Uitstoot van verbrandingsgassen en fijnstof die een aanslag op onze longen vormt. Naast alle fijnstof dat door productie, verbranding en slijtage in het milieu en ons lichaam komt en bijna niet meer te verwijderen is.

In 97% van steden worden de luchtkwaliteitsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overschreden. Met de staat van ons milieu, zeker daar waar grote hoeveelheden mensen samenleven, is het niet best gesteld. Het lijkt wel dat we om het ‘klimaat te redden’ we ons milieu met voeten treden. We hakken gezonde bossen om, transporteren hout over tienduizenden kilometers, drogen en vermalen het om als ‘hernieuwbare brandstof’ te verbranden. Met alle gevolgen van milieuverontreiniging van dien. Slijtage van kunststof wieken levert enorm veel fijnstof op, ook nog eens breed verspreid. Recycling van zonnepanelen en wieken is nog nauwelijks aan de orde, die gooien en begraven we op vuilnisbelten. Het liefst zo ver mogelijk weg. En dan heb ik het nog niets eens over de ‘ongezonde’ productie van accu’s. 

Einde van de mens?

Er is een vreemde paradox ontstaan. Enerzijds zijn we rijker en gezonder dan ooit en anderzijds zijn we nog steeds veel te onachtzaam voor onze leefomgeving. De afgelopen veertig jaar hebben we zeker in West-Europa best veel voor elkaar gekregen. Maar het was ook heel slecht. Zowel het ‘gat in de ozonlaag’ als de ‘zure regen’ konden we door strenge wereldwijde uitstootnormen verminderen. Onze rivieren die vijftig jaar geleden afvalstromen waren, zijn weer schoon genoeg opdat vissen er weer kunnen leven en we het als drinkwater kunnen gebruiken. We recyclen ons huisvuil steeds beter en ook producten zijn steeds beter herbruikbaar. Flinke stappen voorwaarts.

Maar ondanks al die goede ontwikkelingen, zien we een groeiende uitstoot van PFAS. Afgelopen maand stelden enkele EU-landen voor om 10.000 verschillende PFAS-stoffen te verbieden. Het grootste verbod op chemische stoffen ooit. Niet alleen hoopt PFAS zich op in het lichaam maar vermindert het de werking van het immuunsysteem. In het boek ‘Count Down’ stelt Shanna Swan dat stoffen zoals PFAS de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen aantast. Zoals de New York Times in een simpele kop weergaf: ‘Alledaagse chemicaliën leiden ons naar ons uitsterven.’ De reden zijn vooral “hormoon-verstorende chemicaliën” die in alles voorkomen, van plastic, vlamvertragers, elektronica, voedselverpakkingen en pesticiden tot producten voor persoonlijke verzorging en cosmetica.

Einde van de voortplanting?

Shanna Swan schetst het gevaar. Deze stoffen verstoren normale hormonale functies, waaronder testosteron en oestrogeen. Zelfs in kleine doses vormen ze een bijzonder gevaar. Chemicaliën, die zelfs de placenta binnendringen, tasten de anatomische ontwikkeling aan van meisjes en jongens inclusief hersenfunctie en immuunsysteem. Haar werk over het dalend aantal zaadcellen kreeg wereldwijde aandacht: van 1973 tot 2011 daalde dit in westerse landen met 59 procent. De kwaliteit daalde, gekke vervormingen ontstonden, zwakkere zwemmers en het belangrijkste: het DNA dat ze bij zich hadden, was ook meer beschadigd. Dat laatste is het meest onrustbarende.

Contacten met vlamvertragers, pesticiden en ‘een alfabetische soep’ van chemicaliën brengt ons als mensheid in direct gevaar. Voor mannen zijn ftalaten – in plastic tot shampoos – de ergste overtreders. Het aantal zaadcellen daalt: sperma pleegt in wezen zelfmoord. Bij vrouwen veroorzaken ze vroege menopauze of cysten in de eierstokken. Of verstoren de maandelijkse cyclus. Bisfenol A, een alomtegenwoordige chemische stof in harde kunststoffen, elektronica en miljoenen andere artikelen is van invloed op beide geslachten, maar is vooral zorgwekkend voor vrouwen. Het verstoort de bevruchting en veroorzaakt vroeg in de zwangerschap miskramen. En deze bedreiging geldt niet alleen voor de mens, ook voor veel dieren.

De mens eerst, dan de leefomgeving en dan pas de wereld?

Als we willen doemdenken, dan is angst voor het einde van de wereld het minst belangrijke. De wereld zal zonder ons best verder gaan. Onze angst voor een gezondere leefomgeving ligt al dichterbij, maar de natuur zal zich zonder ons wel weer herstellen. Maar de échte doemdenker moet zich ernstige zorgen maken over ons eigen voortbestaan als mens. Swan adviseert vrouwen en mannen zelfs op hun twintigste al eieren en sperma in te vriezen als ze zwangerschap willen uitstellen. Voortplanting lijkt op die manier een laboratoriumfunctie te worden.

Het is dringend tijd voor mondiale acties om het gebruik van deze chemicaliën te verbieden. Swan maakt duidelijk dat de toekomst van veel soorten, ook die van ons, ervan afhangt. Als we wachten vanuit de benadering ‘onschuldig tot het tegendeel bewezen is’, zal straks de laatste mens in een weliswaar schone en energetisch groene leefomgeving zonder CO2-uitstoot en klimaat-verwarming, zelf het licht uitdoen. Terwijl we daar samen het meeste aan hadden kunnen doen.

Photo by KAL VISUALS on Unsplash

—————————  translated by ChatGPT ———————-

Is the World Ending, or Are We Missing the Point?

It seems that doom and gloom have become fashionable lately. People are trying to outdo each other in predicting how badly things will turn out for the world. Since the onset of COVID-19, the world feels less peaceful and hopeful than before. Yet, Western Europe still ranks high in terms of health and well-being—crucial aspects of human life. Globally, things aren’t as dire as they seem: according to the World Bank, the number of people living in poverty has significantly decreased over the past decade. Social spending is also increasing everywhere. In fact, it’s predicted that in just two years, global fossil fuel emissions will reach their peak (inflection point). So, isn’t there actually a bright future ahead?

The End of the World?

Animals have inhabited our world for about 600 million years, ever since oxygen levels became high enough to support life. This accounts for just the last 15% of Earth’s 4.5 billion-year history. Humans only appeared around 300,000 years ago, which is less than a fraction of a thousandth of that time. So, the Earth can undoubtedly exist without humans; it has proven that extensively. However, it’s equally certain that humans cannot survive without the Earth. So, perhaps we should be more concerned about the end of humanity than the end of the world.

Our survival is something we can directly influence. This isn’t just about health, well-being, and prosperity but also about caring for our environment—the place where we breathe, drink, eat, live, and work. And in this area, we are not performing well. It’s known that when people earn enough not to worry about tomorrow’s food and drink, they start caring about their environment. Over the past 50 years, we’ve made significant progress worldwide in this area.

The End of Our Environment?

Yet, when we look at the state of our environment, it has deteriorated in many places over the past centuries. The amount of pure nature has decreased, while the amount of “densified living environments” has grown enormously. These densified living areas are places where millions of people live, work, and move around in a concrete jungle. Buildings emit heat, and the concrete retains it. Exhaust gases and particulate matter assault our lungs. Furthermore, microplastics from production, combustion, and wear enter our environment and bodies and are nearly impossible to remove.

In 97% of cities, air quality guidelines from the World Health Organization (WHO) are exceeded. The state of our environment, especially in densely populated areas, is far from ideal. It seems that in our efforts to “save the climate,” we are trampling on our environment. We cut down healthy forests, transport wood over thousands of kilometers, dry and grind it to burn as “renewable fuel,” causing environmental pollution in the process. The wear and tear on plastic wind turbine blades create enormous amounts of particulate matter, which is widely dispersed. Recycling of solar panels and turbine blades is still in its infancy, so they are discarded and buried in landfills—preferably far away. And I haven’t even touched on the “unhealthy” production of batteries.

The End of Humanity?

A strange paradox has emerged. On one hand, we are richer and healthier than ever, yet on the other, we are still too careless with our environment. Over the past forty years, especially in Western Europe, we’ve achieved a lot. But there were also significant challenges. Both the “hole in the ozone layer” and “acid rain” were mitigated through strict global emission standards. Our rivers, which were waste streams fifty years ago, are now clean enough for fish to live in and for us to use as drinking water. We’re recycling household waste more efficiently, and products are becoming more reusable. These are substantial steps forward.

But despite all these positive developments, we see a growing emission of PFAS. Last month, several EU countries proposed banning 10,000 different PFAS chemicals, which would be the largest chemical ban ever. PFAS not only accumulates in the body but also weakens the immune system. In her book “Count Down,” Shanna Swan argues that chemicals like PFAS impair fertility in both men and women. As the New York Times succinctly put it: “Everyday chemicals are leading us to our extinction.” The primary culprits are “endocrine-disrupting chemicals,” found in everything from plastics, flame retardants, electronics, food packaging, and pesticides to personal care products and cosmetics.

The End of Reproduction?

Shanna Swan highlights the danger. These chemicals disrupt normal hormonal functions, including testosterone and estrogen. Even in small doses, they pose a significant threat. These chemicals penetrate the placenta and affect the anatomical development of boys and girls, including brain function and the immune system. Her work on the decline in sperm counts garnered worldwide attention: from 1973 to 2011, sperm counts in Western countries dropped by 59 percent. The quality declined, deformities increased, and the DNA they carried was more damaged. This is the most alarming aspect.

Exposure to flame retardants, pesticides, and an “alphabet soup” of chemicals puts humanity at direct risk. For men, phthalates—found in plastics and shampoos—are the worst offenders. Sperm counts are dropping, essentially committing “sperm suicide.” In women, these chemicals cause early menopause, ovarian cysts, and menstrual disruptions. Bisphenol A, a ubiquitous chemical in hard plastics, electronics, and millions of other products, affects both sexes but is particularly concerning for women. It disrupts fertilization and causes miscarriages early in pregnancy. This threat isn’t limited to humans; it also affects many animals.

Humanity First, Then the Environment, Then the World?

If we want to indulge in doomsday thinking, fear of the world ending is the least of our worries. The Earth will continue just fine without us. Our concerns about a healthier environment are more immediate, but nature will eventually recover without us. The real doomsayers should be gravely concerned about our own survival as a species. Swan even advises young women and men to freeze their eggs and sperm in their twenties if they plan to delay parenthood. Reproduction is increasingly becoming a laboratory function.

It’s urgently time for global actions to ban the use of these chemicals. Swan makes it clear that the future of many species, including our own, depends on it. If we wait, following the approach of “innocent until proven guilty,” the last human may soon turn off the lights in an otherwise clean, green, and carbon-neutral world—something we could have prevented together.