Zonder logistiek staat alles stil, ook elektriciteit
‘Op geen enkel huishoudelijk gebied is in den laatsten tijd zooveel vooruitgang bespeurd als op het gebied der kunstverlichting in huis. ’t Is nog niet veel meer dan een halve eeuw geleden dat petroleumlicht als wonder beschouwd werd en nu is het al op zoovele plaatsen vervangen door gas- en electrisch licht’, aldus rooms-katholiek priester F. Breidfeldt in 1922 bij de vierde en geheel door nonnen bijgewerkte druk van zijn handboek voor moeder en dochter. Honderd jaar geleden dus. Elektrisch licht was veiliger en schoner dan het open vuur en de walmende vlammen en vroeg veel minder arbeid voor productie en onderhoud. Ook verbruikte gaslicht nogal wat zuurstof dat bij kinderrijke gezinnen de gezondheid ook niet ten goede kwam.
Veiligheid vraagt licht in de nacht
Licht was belangrijk voor de veiligheid ’s nachts, dat in eerste instantie gebeurde met kaarsen. Een leuk verhaal over de geschiedenis van straatverlichting staat hier. In Amsterdam werd in 1544 de eerste openbare kaarslantaarn aangestoken. Vervanging van die dure kaarsen, fakkels en olielampen door gaslicht, was de reden dat gasverlichting begin negentiende eeuw snel en breed werd aangelegd. De eerste openbare gasverlichting ontstond begin 1800 in London en was mogelijk door een gasnetwerk dat stadsgas distribueerde. Stadsgas, gemaakt uit kolen, ook wel ‘lichtgas’ genoemd, werd in lokale gasfabrieken geproduceerd. Onze gasinfrastructuur is ontstaan voor verlichting en veiligheid, niet voor verwarming; daar was hout en kolen voor.
Door de schaarste van kolen in de eerste wereldoorlog, werd stadsgas duurder en kwam elektriciteit in aanmerking om als energiedrager deze veiligheidsfunctie over te nemen. Onze elektriciteitsinfrastructuur is dus om dezelfde reden ontstaan als onze gasinfrastructuur: licht in de nacht om veiligheid te vergroten. Ook de burger ging deze primair publieke lichtbron gebruiken. Eerst stadsgas in woningen om de kaarsen en petroleumlampen te vervangen en later elektriciteit voor elektrisch licht. Ik kan mij herinneren dat bij mijn opa nog werkende gaslantaarns, met de bekende tere gaskousjes, aan de muur hingen.
Elektriciteit is momentaan
De uitdaging van elektrische energie is, dat het momentaan is – dat is natuurkundig fantastisch natuurlijk – maar maakt het wel lastig op te slaan en te transporteren. Als we structureel meer willen elektrificeren, dan moeten we dus onze infrastructuur daarvoor op orde brengen. En dat is geen sinecure. Onze elektrische infrastructuur is ruim een eeuw oud.
In de mooie beschrijving van Harry Lintsen schrijft hij: ‘Zevenbergen, december 1854: ‘de gloed van het licht verspreidde zich zoodanig, dat bij het gebruik der lamp in de open lucht [..] en zelfs bij het gebruik in de loods, men op een afstand van twee en een half uur gaans het licht zeer goed kon onderscheiden, en het op dien afstand den indruk gaf als of er brand was.’ Werd in 1854 al de eerste elektrische lamp in Nederland ontstoken, het duurde nog tot einde negentiende eeuw tot een eerste elektrische infrastructuur werd aangelegd.
‘Zonder logistiek staat alles stil’ is de boodschap van Transport en Logistiek, de organisatie die zich inzet voor de transport- en logistieke sector. Dat geldt natuurlijk voor elke distributie: als een product op lokatie A is en het nodig is op lokatie B, is de gebruikswaarde van dat product – praktisch gesproken – nihil. Het product heeft natuurlijk wel waarde, maar is voor de potentiële gebruiker op lokatie B vooralsnog waarde-loos. Dat geldt in feite voor alles. Als je op tijd voor een afspraak moet zijn, maar je bent er niet of niet op tijd, dan heeft de afspraak zijn waarde verloren. Ook als je energie op lokatie A hebt en je hebt het nodig op lokatie B, is het eveneens voor de bedoelde toepassing onbruikbaar.
Ter plaatse opwekken en gebruiken is het beste
In een blog heb ik wel eens verteld over mijn eigen waterbron, die mij water levert voor eigen gebruik op elk moment dat ik het nodig heb. Het is geen officieel drinkwater en ik lever dus ook geen water aan het waterleidingnet. Mijn vraag naar ‘niet-drinkwater’ in en om mijn huis en tuin wordt door mijn bron geleverd. Met een elektrische perspomp op 35 meter diepte. Dit is mogelijk omdat het water in de grond een natuurlijke opslag is waar ik uit mag putten.
Anders dan fysieke fossiele brandstoffen zoals kolen en olie, die hun eigen – zelfs vervoerbare – opslag zijn, is elektriciteit ‘vluchtig’ en moet direct worden gebruikt. Als mijn lokale zonnepanelen of windmolen meer energie leveren dan ik nodig heb, moet ik het óf opslaan óf transporteren naar anderen die op dat moment wél behoefte hebben. Als mijn opslag vol is, ik heb geen transportmogelijkheid of niemand heeft behoefte, dan houdt het op en creëert mijn elektriciteitsbron geen extra waarde. Hoeveel wind of zon ook beschikbaar is.
Welvaart vraagt infrastructuur
Honderd jaar geleden ging men stadsgas ook gebruiken om te koken. Toen elektrische verlichting zijn intrede deed, verdween de gasinfrastructuur niet. De infrastructuur voor elektriciteit werd naast de gasinfrastructuur aangelegd en was geen vervanging. Energetisch gezien is gas ook vele malen efficiënter te distribueren dan elektriciteit. Rond diezelfde tijd werden voor de hygiëne, ook drinkwaterleidingen en riolering aangelegd. Ook telefonie deed zijn intrede. De infrastructuur voor onze huidige nutsvoorzieningen is ruim honderd jaar oud. Gebaseerd op gemeentelijke voorzieningen: gasfabrieken, elektriciteitscentrales en water-putten en -zuiveringen. In het canon van Nederland staat deze historie prachtig beschreven.
Onze welvaart is 1:1 afhankelijk van de beschikbaarheid van energie en bijbehorende infrastructuur. De laatste infrastructuur die is aangelegd is glasvezel voor internet. Rond 1990 werd gestart met de eerste glasvezelnetwerken. Aanleg en aanpassing van infrastructuren kost decennia. Pas begin deze eeuw werden de laatste woningen op de riolering aangesloten. En ongeveer de helft van alle huishoudens in Nederland is (pas) aangesloten op een glasvezel netwerk. En daarvan heeft slechts een vijfde ook daadwerkelijk een glasvezelabonnement.
Infrastructuur is denken in decennia
Op dit moment is ons plan om meer te elektrificeren. Prima, maar dat begint met een robuuste infrastructuur. Een infrastructuur die de afgelopen eeuw tot in de haarvaten van onze samenleving is opgebouwd. Die vernieuwen, uitbouwen en versterken is geen eenvoudige en goedkope klus. Planologisch een hoogspanningsleiding door vele gemeenten en provincies voorbereiden, inclusief alle bouwvergunningen, kost decennia, los van de bouw en in gebruik-name. En gaat ook niet ongemerkt, omdat elke straat en weg in ons kleine land hiervoor bijna op de schop moet. De investeringen, de arbeid, de planologische implicaties en – last but not least – de enorme impact op onze keurig ingerichte leefomgeving, is gigantisch.
Denken in infrastructuren is ingenieurswerk. Helaas zien we die ingenieurs niet veel meer in ons bestuur en de politiek. Ons bestuur en de politiek raken afgelopen decennia steeds verder verwijderd van de fysieke en harde werkelijkheid. Bestuurders die dromen over gewenste veranderingen die zowel planologisch als technisch niet op korte termijn mogelijk zijn. Onze welvaart is afgelopen eeuwen gebouwd op de technische beschikbaarheid van goedkope en vraaggestuurde energie met tot in detail ontworpen en geïmplementeerde infrastructuren van gas en elektriciteit. Die energie-logistiek ombouwen, is zeker mogelijk, maar dan wel met decennia als horizon. Dat ‘even’ veranderen – daar komt de politiek nu langzaam achter – is zowel technisch als planologisch onmogelijk.
Je moet de huid van de beer niet verkopen, voordat hij geschoten is . . . zelfs niet van een ijsbeer en zeker niet van een Russische beer 🙂
Main photo by Andrey Metelev on Unsplash
Insert photo by Viktor Krč on Unsplash