Wat kunnen we van Denemarken leren . . .
In April 2021 publiceerde PWC de ‘Quick scan vergelijking governance digitale overheid’ waarin de digitalisering bij de Nederlandse overheid werd vergeleken met die bij Denemarken, een koploper in de ‘OECD Digital Government Index’. Reden voor dit onderzoek was bestuderen waarom de Deense overheid op digitaliseringsgebied zaken beter op orde heeft en het ook nog eens een stuk goedkoper heeft gerealiseerd. Zoals Computable al in een artikel over dit rapport schreef, is een belangrijk verschil met Nederland dat Denemarken een centraal aangestuurd digitaliseringsmodel heeft met strikte regie, duidelijke kaders en een helder overlegmodel waarin ook private partijen participeren.
Centraal is het vertrekpunt
De Nederlandse governance van de digitale overheid is decentraal gegroeid en altijd gericht is geweest op gezamenlijke consensus. In tegenstelling tot Denemarken waar de governance van de digitale overheid vanaf het begin centraal is aangepakt; met duidelijke kaderstelling voor overige c.q. lagere overheidsinstellingen. Uit het onderzoek blijkt dat centraal sturen op hoofdlijnen, inclusief duidelijke kadertelling met strikte regie en budgetdoelstellingen, wérkt.
Niet verbazingwekkend natuurlijk als je de eerdere ervaringen van grote multinationale ondernemingen kent. Waar na het onafhankelijk ‘bloemkolen’ van allerhande backoffice oplossingen in elke land en elke divisie, tientallen verschillende basis-entiteiten, registers en ERP-systemen ontstonden. Digitaal níet te integreren dus. Ergo, brede succesvolle digitalisering vraagt in eerste instantie strikt centraal beleid, centrale leiding en heeft eenduidige centrale regie nodig. Pas daarná kunnen de ‘uiteinden’ van de informatiehuishouding een grotere vrijheid worden gegeven wat betreft werkprocessen, algoritmes, workflow-oplossingen en specifieke lokale applicaties.
Decentraal wanneer het kan
Decentraal digitaliseren kan alleen met andere decentrale digitalisering functioneren als basiszaken zoals datadefinities, communicatie, standaarden en governance-modellen zowel centraal als eenduidig zijn vastgelegd. Dat is geen proces van consensus, maar van zowel een heldere en transparante visie als een strikte centrale aansturing. Precies wat ze in Denemarken hebben gedaan.
Ik noem dat ook wel eens: ‘vrijheid in gebondenheid’: een oud liberaal beginsel dat stelt dat zonder een centrale gemeenschappelijke visie over de waarden, normen en afspraken van een maatschappij, deze in al zijn granulariteit nooit optimaal kan functioneren. Centraal wanneer het moet en decentraal wanneer het kan (en dus zinvol is!). In ons land van overleg, polderen, achterkamertjes en consensus natuurlijk best lastig, want iedereen moet overal over kunnen meepraten en meebeslissen. Maar het PWC-rapport laat duidelijk zien dat de Denen uiteindelijk een veel succesvollere weg hebben gevolgd.
Polderen werkt dus niet in een digitale wereld . . .
Helder advies
Het advies van PWC in dit rapport is dat de Nederlandse overheid veel meer moet sturen op hoofdlijnen. Zoals ze zeggen: ‘Ga van projecten naar beleid.’ Een gezaghebbende regierol komt pas uit de verf als de sturing via centrale budgetten gaat. Dus – denk ik dan – niet via al onze afzonderlijke ministeries, provincies en gemeenten. Dat is voor sommige ministeries wellicht een beetje vloeken in de kerk. Maar het maakt de roep om één Ministerie van Digitale Zaken wel heel wat meer vanzelfsprekend. Werken vanuit één centraal en helder beleid met een gezaghebbende regierol en sturing via centrale budgetten. Met afdwingbare normen en standaarden via wetgeving. Het rapport stelt helder dat de Deense situatie leert dat ‘consistentie in de wijze van sturing en financiering resultaten oplevert’.
Hoe verder?
Eerder schreef ik de blog ‘Wat kunnen we leren van e-Stonia’? Een succesvol voorbeeld van een digitale overheid, die echter wél het voordeel had om in de jaren negentig met een groene weide te kunnen starten. Gebaseerd op absoluut eigenaarschap van de burgers van hun data en een datacentrische architectuur voor alle overheidsdiensten. Iets wat achterliggend ook het advies zou zijn voor elke verdere digitaliseringsstap bij de overheid: probeer de informatie-architectuur (weer) meer datacentriscisch te krijgen. En gebruik de praktische kennis van het bedrijfsleven veel meer. Die hebben al tien tot twintig jaar geleden ontdekt dat decentrale digitalisering niet goed werkt en centrale aansturing een ‘must’ is wat betreft visie, regie en – last bus not least – budget.
De PWC-studie stelt dat de overheid té vaak elementaire bedrijfsinzichten mist zoals kosteneffectiviteit van oplossingen. Ook kennis over actuele trends en innovaties belandt te weinig bij de overheid. Een oud CIO Rijk heeft eens gezegd dat overheid en bedrijfsleven veel meer samen zouden moeten doen. Maar dat de ‘angst’ voor beïnvloeding en omkoping de overheid helaas angstig en voorzichtig maakt, daardoor ze op eieren gaat lopen en te weinig ‘leert’ van het bedrijfsleven. Als de overheid niet goed weet wat bij het bedrijfsleven mogelijk is, en – wellicht belangrijker – als het bedrijfsleven niet begrijpt welke ‘andere’ digitaliseringsuitdagingen de overheid heeft, zal die relatie nooit harmonieus en dus nooit succesvol worden en kan de markt de overheid ook niet op de juiste wijze ondersteunen.
Uitwisseling data
Denemarken is een mooi voorbeeld hoe een overheid prima data deelt en uitwisselt met burgers en bedrijfsleven. Mooie voorbeelden zijn de applicaties Sundhed, een digitale app waarmee de Denen al hun gezondheidszaken regelen en zelf toegang hebben tot al hun data, Aula, een app waarmee ouders communiceren met scholen en kinderopvang en tenslotte SAPA voor landschapsbeheer. In Denemarken is centrale sturing en daardoor onderlinge samenhang de basis van hun digitale overheid. De burger wordt actief ondersteund door het agentschap voor Digitalisering en de Deense Ombudsman heeft een direct mandaat om digitale misstanden aan te pakken. Opdat de burger controle heeft en blijft houden over zijn eigen data. En daarmee in alle transparantie zelfredzaam kan zijn en blijven.
Lessen voor Nederland
Het is altijd goed om te weten hoe iets beter kan. Er komen goede referenties waardoor we als Nederlandse overheid onze digitalisering kunnen verbeteren, bijsturen en efficiënter en effectiever maken. Ieder land begon immers ooit ‘ergens’ en ging op zijn eigen ‘landseigen-wijze’ digitaliseren. Maar nu kunnen we eindelijk benchmarken: beter vanuit de praktijk bij andere overheden zien wat wél werkt en ook wat minder goed gaat. Bovendien herkennen dat vele (internationale) bedrijven de afgelopen tientallen jaren dezelfde learning hebben meegemaakt en dat die kennis en ervaring (nog) beschikbaar is. Nu is de tijd gekomen om die bedrijfservaringen als lichtend voorbeeld op te pakken. Samen met de governance ervaringen.
Daar heeft niet alleen de burger recht op, maar ook de hardwerkende ambtenaar op zijn werkplek, die recht heeft op goed digitaal gereedschap, correcte en betrouwbare data-omgevingen en gestandaardiseerde werkprocessen. Zonder lappendekens aan rollen en budgetten en verspreide kennis en expertise, maar aan goede functie-roulatiemogelijkheden en carrièreperspectief. Gebruik daarnaast de ervaring en expertise van senior deskundigen uit het bedrijfsleven die zelf digitale transformaties hebben geleid. Zelf met hun voeten in de ‘digitale modder’ hebben gestaan om te ontdekken hoe ze enerzijds via strikte centrale aansturing en anderzijds via de noodzakelijke decentrale vrijheid, succesvolle informatie-huishoudingen onder datacentrische architecturen mogelijk maakten in de nieuwe wereld van cloudcomputing, data-analyse, kennisnetwerken, machine learning en cybersecurity.