Slimme informatiehuishoudingen
Een huishouden is de verzameling van alle personen die tot een woongemeenschap of gezin behoren en daar met elkaar samenleven. De huishouding is vervolgens de ‘verzameling van activiteiten’ om een leefsituatie in een huis in stand te houden. We spreken over een gezinshuishouding als het de eenheid van een gezin betreft. Het begrip hormonale huishouding is bekend als mechanisme van de interactie van hormonen in een lichaam. Ook informatiehuishouding is in dat kader een herkenbare definitie geworden als de verzameling van activiteiten om de informatie binnen een organisatie in stand te houden.
Informatiehuishouding
Hoewel het woord huishouden in alle talen voorkomt als verzamelnaam voor het dagelijks levensonderhoud in een woning, is ‘informatie-huishouding’ is een typisch Nederlands woord dat (bijna?) nergens anders voorkomt. Wij spreken ook van de huishoudingen van gemeente, provincie en rijk en bedoelen daarmee de (economische) regeling van de ontvangsten en de verdeling van de uitgaven door de overheid. Begrijpelijk dat informatiehuishouding daardoor binnen onze overheid een belangrijk begrip is geworden. Inclusief de verbinding met het begrip ‘architectuur’ dat richting geeft aan hoe een organisatie zijn informatiehuishouding inricht. De overheid kent voor dit vakgebied dan ook ‘architecten informatiehuishouding’.
Een informatiehuishouding is volgens de NORA gedefinieerd als het geheel aan regels en voorzieningen gericht op informatiestromen en opslag of archivering ter ondersteuning van primaire processen. NORA is onze Nederlandse Overheid Referentie Architectuur waarvan versie 1.0 in 2006 als Programma Architectuur Elektronische overheid werd gepresenteerd door de ICTU, de in 2001 opgerichte facilitaire stichting ‘ICT Uitvoeringsorganisatie’. Na versie 3.0 sprak men niet meer over versies maar werd de status vanaf 2010 op gestructureerde wijze in deze wiki beheerd en actueel gehouden. Intussen heeft de NORA – naast vele ‘dochters’ voor allerhande lokale informatie-huishoudingen – in 2015 zelfs een moeder gekregen: de EIRA, de European Interoperability Reference Architecture waar uiteindelijk alle architecturen van de lidstaten op moeten aansluiten.
Informatie architectuur
De metafoor ‘architectuur‘ werd in de wereld van systeemontwerpen gebruikt in de betekenis van conceptuele structuur, functioneel gedrag, organisatie van gegevensstromen, logisch ontwerp en fysieke implementatie. In 1970 stelde het Xerox Palo Alto Research Center (PARC) een handvest op om een ‘architectuur van informatie’ te kunnen ondersteunen. Richard Saul Wurman koppelde in 1976 voor het eerst de term informatie aan de term architectuur. Vanwege de sociale aard van het creëren en gebruiken van informatie lag de nadruk op de interactie tussen mens en computer én de sociale aspecten van informatica. Het samengaan van specialismen in zowel informatie-wetenschap als in gebruiksgerichte ontwikkeling. Voor leden van een organisatie: hoe gaan we met elkaar om in de ‘huishouding van de informatie’.
In de navolgende jaren werd ‘een informatiearchitectuur’ steeds meer een hulpmiddel voor het ontwerpen en creëren van computer-infrastructuren en datalagen. Met een groeiende nadruk op de organisatorische en zakelijke aspecten van de informatienetwerken. Ronda León beschrijft in zijn bekende analyse en tijdlijn de ontwikkeling van informatie-ontwerpen, vervolgens systeem-ontwerpen en tenslotte de moderne informatie-architectuur. In die tijd ontwikkelde zich tevens het World Wide Web en Louis Rosenfeld en Peter Morville’s boek “Information Architecture for the World Wide Web” uit 1998 maakte uiteindelijk informatie-architectuur een niet meer weg te denken concept in de informatiewereld.
Enterprise Architectuur
Naast ‘informatie’ architectuur kwam het begrip ‘enterprise’ architectuur op als nieuw gebied in de bedrijfskunde. Deze architectuurbeschouwing kijkt naar de ordening van organisaties, de essentiële factoren daarin en de beschrijving daarvan inclusief de principes en modellen daarvan. Men kijkt vanuit verschillende gezichtspunten naar de ‘organisatie’ zoals producten en processen, de informatievoorziening en de menselijke en hiërarchische organisatie. De enterprise of business architectuur wordt als een bovenliggende architectuur gezien van de informatie of ICT architectuur. De komst van integrale digitalisering maakt dat deze twee ‘architecturen’ langzaam in elkaar overvloeien, hoewel er toch een essentieel verschil is.
Een enterprise-architectuur richt zich op het door het hoofdproces te leveren product. Samen met de onderliggende processen en hiervoor in te richten organisatie. De informatie-architectuur richt zich op de benodigde functies in die processen en organisatie, de daarvoor noodzakelijke data en de technische realisatie van het geheel. Het wordt complexer als het geleverde product zelf een informatieproduct of dienst is, dat met diezelfde interne processen op maat aan de klant wordt geleverd, uitgevoerd en onderhouden. Op dat moment gaan – digitaal gezien – het product en de processen applicatie-technisch door elkaar lopen waardoor automatisch data een steeds belangrijker rol zal gaan spelen. De huidige proces- en applicatiegerichte architectuur krijgt dan ook (gedwongen) een meer datagerichte focus.
Datacentrische architecturen
De komst van ‘smart-ontwikkelingen’ zoals smart cities, leidt tot de ontwikkeling van ‘in zichzelf’ slimme datamodellen. Intelligente datasets die zelfstandig in een willekeurig proces kunnen functioneren en opereren. Data, ondersteund met eigen micro-services, die actief in een informatie-ecosysteem kan bestaan. Bewust is van de context waar (binnen) die data zich bevindt en zelfstandig via context-brokers de verbinding tussen context producent en context consument maakt. Deze context-makelaars gebruiken een context-register om de relevante context-bronnen te registreren. Denk aan de nieuwe internet-of-things wereld waar een digitaal product als een auto direct contact onderhoudt met de slimme weg waar hij op rijdt, de hem omringende slimme auto’s en de omringende infrastructuur. En via de context-broker op elk moment en elke plaats weet waar de voor hem relevante context-informatie staat.
Dit heet metaprogrammering, een techniek waarbij software de mogelijkheid heeft data van andere programma’s (ook) als eigen data te behandelen. Dit betekent dat een programma, ook als microservice, de mogelijkheid heeft met andere programma’s en microservices te communiceren en hun data te analyseren, te transformeren of zelfs aan te passen. Het biedt mogelijkheden om programma’s heel flexibel nieuwe situaties zelfstandig te laten afhandelen. Metaprogrammering was populair in de jaren zeventig om LISP-code te verwerken en voor de eerste AI-toepassingen. Nu wordt het dus ingezet om omgevingsintelligentie (Ambient Intelligence) te genereren, een toekomstvisie waar explicite invoer- en uitvoer van data en informatie niet (meer) nodig is. De omgeving wordt zelf intelligent en vindt zijn eigen data.
Men noemt dat ook wel de wereld van ‘ubiquitous computing and ambient intelligence’. Zoals we ons de metaverse voorstellen: als fysieke persoon ‘ondergedompeld’ zijn in een digitale wereld die zijn eigen intelligentie heeft en kent. Dat betekent totaal nieuwe mogelijkheden voor ‘slimme’ informatiehuishoudingen waarbij de architectuur verschillende lagen kent: detectie, gegevensanalyse, context-weergave en tenslotte de toepassingslaag. Een schaalbare, meerlaagse context-presentatie waar mensen en dingen data delen, gebruiken, aanpassen en uitwisselen. Met een totaal nieuwe kijk op de driehoek van geïntegreerde informatiehuishoudingen, enterprise- en informatie-architecturen en het gebruik van microservices en decentrale dataplatformen. De metaverse komt op deze wijze langzaam elke informatiehuishouding binnen, ook die van de overheid. Inclusief de noodzaak voor aangepaste en zelfs vernieuwde referentie-architecturen . . .
Photo by Marcus Wallis on Unsplash