Het land der vernuftelingen
Vernuftig betekent ingenieus. Het Oudhoogduitse firnuft verwees naar ‘het vernemen, waarnemen met verstand’. Tegenwoordig associeren we de term “vernufteling” met een hooggeschoolde technicus of ingenieur, een woord afgeleid van het Latijnse ingenium. Bovendien is De Vernufteling een prestigieuze prijs voor het beste project van een Nederlands ingenieursbureau.
In de Gouden Eeuw stond de Zaanstreek bekend als de ‘streek van de vernuftelingen’. Hier werkten molenmakers, scheepsbouwers, uitvinders, ingenieurs en technici samen met initiatiefrijke kooplieden, die later fabrikanten en ondernemers werden. Deze “vernuftelingen” probeerden natuurkrachten te doorgronden en praktisch toe te passen. Anders dan de intellectuele elite leerden zij vooral door ervaring en experimenten. Niet voor niets bezocht Tsaar Peter de Grote deze streek om te leren van hun vakmanschap.
Een treffend voorbeeld van een vernufteling is Jan Adriaenszoon Leegwater, over wie werd geschreven:
“Daer benevens was hy oock met de wetenschap begaeft, van rekenen, landtmeeten, tekenen, ende wat vorder tot een goedt ingenieur of vernufteling mocht behooren.”
De Gouden Eeuw van de natuurkunde
De twintigste eeuw wordt beschouwd als de Gouden Eeuw van de Nederlandse natuurkunde. Een groot aantal Nobelprijswinnaars markeerde deze periode. Dit succes was mede te danken aan Thorbecke, die al in 1829 benadrukte dat goed en breed onderwijs cruciaal was voor de vooruitgang van de staat.
In 1863 leidde Thorbeckes inspanningen tot de Wet op het middelbaar onderwijs. De Hogere Burgerschool (HBS) bood een curriculum met een mix van theoretische en praktische vakken, waaronder:
- Wiskunde en natuurwetenschappen
- Mechanica en technologie
- Landmeten, kosmografie en moderne talen
Deze brede aanpak zorgde ervoor dat veel HBS-leerlingen doorstroomden naar de Polytechnische School in Delft, de voorloper van de Technische Hogeschool, nu de Technische Universiteit.
Van Polytechnische School naar Technische Universiteit
In 1864 verving de Polytechnische School de Koninklijke Academie in Delft, met opleidingen voor civiel-, bouwkundig- en werktuigbouwkundig ingenieur. In 1905 werd de school omgedoopt tot Technische Hogeschool, waarmee Delft een internationaal centrum voor technisch onderwijs werd.
Na de Tweede Wereldoorlog leidde de vraag naar ingenieurs tot de oprichting van extra instellingen:
- 1956: Technische Hogeschool Eindhoven
- 1961: Technische Hogeschool Twente, de eerste campusuniversiteit van Nederland
- 1986: Alle Technische Hogescholen werden officieel Technische Universiteiten (TU’s).
Nederland telt nu vier TU’s: in Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen.
Een blijvende erfenis
Van de Zaanse molenmakers tot moderne TU-ingenieurs laat de geschiedenis zien hoe innovatie en onderwijs Nederland wereldwijd als technologische pionier hebben gepositioneerd. Toch rijst de vraag: zijn ingenieurs enkel probleemoplossers zoals de Amerikaanse “engineer”, of blijven ze de vernuftelingen – creatieve krachten die de maatschappij vormgeven?
De moderne ingenieur moet niet alleen technisch creatief zijn, maar ook inzicht hebben in ethische en maatschappelijke vraagstukken. Toch zien we ingenieurs vaak pas in de publieke discussie verschijnen als er iets fout gaat. Ondanks hun cruciale rol zijn ze nauwelijks vertegenwoordigd in de politiek. Hoe kan een maatschappij die zo afhankelijk is van techniek, beleid maken zonder input van degenen die de basis van onze toekomst leggen?
Techniek is neutraal; het gebruik – goed of slecht – wordt bepaald door de maatschappij en de wetgever. De vraag blijft: hoe kunnen we ingenieurs betrekken bij de politieke besluitvorming, een arena die vaak ontmoedigt door stroperigheid en ‘zwevende discussies’?
Het groeiende verschil tussen alfa- en bèta-denken maakt deze kloof alleen maar groter. In een tijdperk van grote transformaties zien we dat besluiten enthousiast worden genomen, maar vaak – achteraf – niet realiseerbaar blijken in de praktijk. De afgelopen jaren hebben dit pijnlijk duidelijk gemaakt.
Hoe kunnen we weer vernuftig worden?
In een rapport uit 2022 werd al gewaarschuwd voor een groeiende krapte aan technisch personeel door vergrijzing en de digitalisering van de economie. Grote maatschappelijke opgaven vragen veel nieuwe technici, zowel op mbo- als op wo-niveau. Techniek moet aantrekkelijker worden gemaakt als vak én als beroep, met betere arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden, vooral ook om meer vrouwen voor techniek te enthousiasmeren.
Structureel kan arbeidsbesparende procesinnovatie helpen om de druk op de arbeidsmarkt te verlichten. We moeten écht veel innovatiever worden om alle noodzakelijke werkzaamheden die in ons land nodig zijn en blijven, uitvoerbaar te houden. En niet – zoals de afgelopen decennia – alleen innovatief zijn met allerlei mooie utopieën, maar weer gewoon met harde, realistische plannen met haalbare producten en projecten. We kunnen het best, we hebben dit in de geschiedenis al twee keer eerder gedaan.
Een Digitale Gouden Eeuw
Na vijfentwintig jaar in de ‘Digitale Eeuw’ zien we dat innovaties samenkomen: mobiele apparaten, blockchain, slimme sensoren, AI, digitaal betalen en digitale identiteiten. Deze convergentie biedt kansen om met ‘vernuftelingen’ en ‘kooplieden’ technologische vooruitgang om te zetten in economische en maatschappelijke successen.
Nederland heeft een rijke geschiedenis van technische innovatie en behoort technisch nog steeds tot de wereldtop, ook op digitaal gebied. Onze maatschappelijke nieuwsgierigheid en bereidheid om nieuwe technologieën te testen, versterken onze rol als pionier.
Met die mentaliteit kunnen we een nieuwe sprong maken. Net zoals twee Gouden Eeuwen ons techniek en natuurkunde brachten, kunnen we ons richten op een ‘digitale Gouden Eeuw’. Laten we technische kennis, ondernemerschap en nieuwsgierigheid aanjagen en benutten om onze digitale toekomst vorm te geven.
Photo by Markus Winkler
————————– Translated by ChatGPT ———————-
The Land of Innovators
Ingenious means clever or inventive. The Old High German word firnuft referred to “perceiving or observing with intelligence.” Today, we associate the term “innovator” with a highly educated technician or engineer, derived from the Latin ingenium. Additionally, “The Vernufteling” is the name of a prestigious award given to the best project by a Dutch engineering firm.
During the Dutch Golden Age, the Zaan region was known as the “land of innovators.” This area was home to millwrights, shipbuilders, inventors, engineers, and technicians, alongside enterprising merchants who became manufacturers and entrepreneurs. These “innovators” sought to understand and harness natural forces, learning primarily through hands-on experience and experimentation. It is no coincidence that Tsar Peter the Great visited this region to learn from its craftsmanship.
A prominent example of an innovator is Jan Adriaenszoon Leegwater, described as: “He was also gifted with knowledge of mathematics, land surveying, drawing, and all that is required of a good engineer or innovator.”
The Golden Age of Physics
The 20th century is often referred to as the Golden Age of Dutch physics, producing numerous Nobel laureates. This success stemmed partly from Johan Rudolph Thorbecke, who, as early as 1829, emphasized that quality education was crucial for national progress.
In 1863, Thorbecke’s efforts resulted in the Secondary Education Act, which established the Higher Civic School (Hogere Burgerschool or HBS) with a curriculum that combined theoretical and practical subjects, such as:
- Mathematics and natural sciences
- Mechanics and technology
- Land surveying, cosmography, and modern languages
This broad education allowed many HBS graduates to continue their studies at the Polytechnic School in Delft, which later became the foundation of the Technical University system.
From Polytechnic School to Technical University
In 1864, the Polytechnic School replaced the Royal Academy in Delft, focusing on practical knowledge and offering courses for civil, architectural, and mechanical engineers. In 1905, it became the Technical College of Delft, cementing its role as an international hub for technical education.
After World War II, the demand for engineers led to the establishment of additional institutions:
- In 1956, Eindhoven was chosen as the site for the second Technical College.
- In 1961, the Technical College Twente was established, creating the first Dutch campus university on the Drienerlo estate.
In 1986, all Technical Colleges were officially renamed Technical Universities (TUs). Today, the Netherlands boasts four TUs: in Delft, Eindhoven, Twente, and Wageningen.
A Lasting Legacy
The history of Dutch innovators, from Zaanse millwrights to modern TU engineers, illustrates how innovation and education intertwine to position the Netherlands as a global technological leader. However, an important question remains:
Are engineers merely problem-solvers, like the American “engineer,” or do they remain “innovators” – creative forces shaping society? A modern engineer must be technically creative while also understanding ethical and societal issues. Paradoxically, engineers often enter public discussions only when things go wrong.
Despite their essential role in our technological society, engineers are underrepresented in politics. How can a society so reliant on technology make informed decisions without the input of those who shape its future? Who understand the technology – and can perform the explorations necessary to envision that future?
Technology itself is neutral – its use, for better or worse, is determined by society and lawmakers. Yet, the question persists: how can we ensure the future is shaped by the creative minds behind this technology? How can we encourage engineers to engage in the political process, a realm often marked by slow decision-making and abstract debates that can deter them?
The growing divide between alpha and beta perspectives only widens this gap. In a time of major transformations – a period we are now experiencing – decisions are often enthusiastically made, only to later prove impractical. Recent years have painfully highlighted this reality.
How Can We Rediscover Innovation Together?
A 2022 report highlighted the growing shortage of technical personnel, driven by an aging workforce and the digitalization of the economy. Large societal challenges require more technicians, both highly educated and at vocational levels. The challenge is to make technology more attractive as both a field of study and a profession. Better working conditions and pay, especially to attract more women, are essential. Structurally, labor-saving process innovations are crucial to easing the pressure on the job market and maintaining the feasibility of essential work in our country.
We are now 25 years into the “Digital Age,” a time of converging innovations. From mobile devices to blockchain, from expansive clouds to smart sensors, from digital payments to digital identities – these advancements come together to create unprecedented opportunities. This requires both “innovators” and “entrepreneurs” to turn technological progress into economic and societal success.
The Netherlands has a rich history of technical innovation to be proud of. Our infrastructure, especially digital, ranks among the best in the world. Additionally, the Dutch are naturally curious and open to exploring and adopting new technologies. Our country is often used as a testing ground for innovative products, reinforcing our reputation as pioneers.
This unique mentality offers a chance for another leap forward. Just as the Golden Age brought us technological and scientific advancements, we can now focus on a “digital Golden Age.” Let us leverage our technical expertise, entrepreneurial spirit, and curiosity to shape our digital future.